
20 november 2025
Marjolein Oomen is casemanager dementie bij Liemosa. Wij spraken haar over de belangrijke, maar vaak moeilijke fase waarin zelfstandig thuis wonen door dementie steeds zwaarder wordt of niet langer gaat. Hoe begeleidt zij deze mensen tijdens dit ingrijpende proces?
Marjolein begeleidt mensen vanaf de diagnose gedurende het hele dementieproces. Ze vertelt over haar werkwijze: “In het begin kom ik meestal één keer per zes weken langs voor een huisbezoek, maar afhankelijk van de situatie breid ik dat contact uit. Er komt een moment dat iemand steeds meer ondersteuning en structuur nodig heeft. Soms merk je dat mensen hierdoor geïsoleerd raken, minder de deur uitkomen en hun sociale netwerk steeds kleiner wordt. Tegelijkertijd zie je dat de zorg voor hun naasten, mantelzorgers, steeds zwaarder wordt.”
Ondersteuning inzetten
“Als ik die signalen zie, stel ik voor om thuisbegeleiding, bijvoorbeeld van Dovida, in te schakelen om structuur aan te brengen thuis. Zij helpen mensen met dagelijkse taken, maken een wandeling of doen samen boodschappen. Een andere optie is een bezoek aan de dagbesteding, waar mensen soms in het begin een drempel voelen. Maar zodra ze een kijkje hebben genomen, maken ze er bijna altijd met plezier gebruik van.”
Verhuizen naar een woonzorgcentrum
Na verloop van tijd merkt Marjolein dat de ingezette ondersteuning, hoe uitgebreid ook, niet meer voldoende is. Dan brengt ze de verhuizing naar een woonzorgcentrum ter sprake.
“Wanneer een mantelzorger overbelast raakt, moet ik de noodzaak voor een verhuizing soms wat stelliger aangeven dan wanneer er meer tijd en rust is om de overstap te maken. Ik probeer altijd oog te houden voor de mens,” benadrukt Marjolein. “Daarbij is het ontzettend belangrijk om me te verplaatsen in de persoon en de gesprekken daarop aan te passen.”
Wanneer de beslissing genomen is, neemt Marjolein contact op met de cliëntadviseurs van het woonzorgcentrum dat de voorkeur heeft van de cliënt en diens naasten. Vaak is dat een centrum in de eigen regio. Ze zorgt voor een ‘warme overdracht’: “Ik houd het centrum op de hoogte van de situatie en de persoonlijke bijzonderheden van de cliënt, zodat de zorg direct goed kan starten als de verhuizing een feit is.”
Dilemma van de mantelzorger
Marjolein ziet dat naasten, de mantelzorgers, vaak met zeer moeilijke gevoelens worstelen. “Vooral het gevoel van falen speelt een rol. Ze hebben het idee dat ze een belofte breken en niet goed genoeg voor iemand hebben gezorgd. Dat is een vreselijk dubbel gevoel, want aan de ene kant zien ze dat het thuis niet meer gaat, maar tegelijkertijd voelt de stap naar een verhuizing als falen.“ Ze merkt dat mantelzorgers hun eigen grenzen vaak ver overschrijden voordat ze erkennen dat de zorg te zwaar is geworden.
“Dit dilemma houd ik scherp in de gaten. In het begin richt ik me vooral op de ondersteuning van de cliënt, maar naarmate het proces vordert, verschuift de focus steeds meer naar de mantelzorger. Het is essentieel om hen te ondersteunen, zodat zij deze zware taak zo lang mogelijk en op een gezonde manier kunnen volhouden.“
De verhuizing en nazorg
Voor de verhuizing naar het woonzorgcentrum regelt Marjolein samen met andere zorgprofessionals de volledige overdracht van de zorginformatie. Daarnaast stemt ze af met de naasten over de contactmomenten: “Ik overleg met de familie of zij zelf het contact met het woonzorgcentrum willen onderhouden, of dat het nodig is dat ik daar in eerste instantie nog een rol in speel,” legt ze uit.
Na de verhuizing neemt Marjolein standaard contact op met de naasten voor een nagesprek via een huisbezoek of telefonisch. “Als alles goed loopt, is er echter niet altijd behoefte aan zo’n gesprek”, vertelt ze. “Dat is een goed teken. Het mooiste is als ik zie dat iemand en diens naasten weer wat rust vinden – dan weet ik dat we samen de juiste stappen hebben gezet.“
Lees ook het ervaringsverhaal van:
* Monika: “Ik wil graag zo lang mogelijk mezelf blijven”